“De liefde is de meerderheidsaandeelhouder in het taartdiagram dat mijn geluk voorstelt.”
Ik was een jaar of 16 en oreerde romantische metaforen die zo op een T-shirt hadden kunnen worden geprint. Helaas: ik had toen weinig oog voor commerciële opportuniteiten. Daarvoor was ik te veel in de ban van mijn Eerste Grote Verliefdheid.
Ik had het meisje leren kennen in de Antwerpse theatergroep waarvan ik al een jaar of vijf lid was. Toegegeven: leren kennen is niet de juiste omschrijving, want dat schept de verwachting dat we met elkaar praatten of elkaars naam kenden. Dat was lang niet het geval. En met lang bedoel ik: twee jaar.
Het begon allemaal met het jaarlijkse evenement van de theatergroep: een musical met alle leden in de plaatselijke schouwburg. De schouwburg telde vier zitplaatsen en met musicals als De droomdromer en Sprookjes sprokkelen slaagden we erin om telkens de vier voorstellingen voor een uitverkochte zaal te spelen. Had me toen verteld dat ik zelfs als eenendertigjarige nooit voor een groter publiek zou hebben gespeeld, was ik er vast erg droef van geworden. Hoewel. Ik was toen vooral bezig met mijn Eerste Grote Verliefdheid.
De cast bestond uit zo’n honderd acteurs die zich in een grote ruimte onder het podium moesten omkleden en laten grimeren. De acht hoofdrolspelers – onder wie ik – hadden een eigen loge die vooral op een zwembadhok leek. De andere castleden hadden een stoel.
Het was een dinsdag in 2003, ik was onderweg naar mijn loge en zag in een krioelende massa ongeduldige tieners plots het lyrisch subject van mijn Eerste Grote Verliefdheid op een stoel zitten. Het was een coup de foudre, het was liefde op het eerste gezicht – het hare.
Iemand die op dat moment beseft dat je maar een leven hebt en dat elk jaar een jaar dichter bij de dood is en dat het cliché zegt dat het leven aan de durvers is, had daar en toen een gesprek met haar aangeknoopt. Helaas stond ik toen niet op die manier in het leven. Mijn strategie was: niets zeggen, niets doen, want zolang je verliefdheid niet kenbaar maakt, kan je niet worden afgewezen – en dat is toch waar liefde om draait, niet?
In de twee jaren van passieve verliefdheid ontmoette ik haar elke week voor een paar seconden. Haar repetities eindigden wanneer de mijne begon en dus troffen we elkaar louter in de smalle gang waar de kapstokken hingen. Tijdens die ontmoetinkjes bevond ik me in een andere dimensie: plots zat ik met hoogtevrees in een rollercoasterkarretje en dat karretje maakte zoals de Baron in de Efteling een loodrechte vrije val, de existentiële dieperik in. Mijn hoofd en handen waren nat van het zweet, mijn hart bonsde als dat van een cocaïneverslaafde. Dat is geen ongepaste metafoor, want we bevonden ons nog steeds in Antwerpen.
Als ik niet had beseft dat ik verliefd was, was ik met die klachten naar de huisarts gegaan. Die had vast in hoofdletters MAAR PRAAT NU TOCH EENS MET DAT MEISJE YANNICK JE BENT DE POPULAIRSTE JONGEN IN DIE TONEELGROEP WAT HEB JE TE VERLIEZEN? op het recept geschreven. Toegegeven: ik was beter naar die huisarts geweest.
Na twee jaar stond het lot aan mijn kant. Een gastregisseur castte haar en mij als twee van de vijf hoofdrolspelers in zijn pseudomusical Welfenland, een soort Albert Heijnmix van Lord of the Rings en The Never Ending Story. We zouden samenwerken, eindelijk, we zouden elkaar spontaan leren kennen, eindelijk, ze zou verliefd op me worden, eindelijk.
Ik wist nu wel haar naam – A. – maar ik had nog steeds niet met haar gesproken, want dat durfde ik niet. Gelukkig bevonden we ons in het jaar 2005.
In 2005 bevat het leven van een tiener een element dat op sociaal vlak hoger aangeschreven staat dan een echt gesprek voeren. De naam alleen al is voor mensen van mijn leeftijd een nostalgiebom van jewelste. Ik heb het over: MSN Messenger.
“Mag ik jou toevoegen op MSN?” was toen bijna hetzelfde als “Wil jij het aan met mij?” vragen. De gedachte om haar te vragen of ik haar mocht toevoegen op MSN was dus waanzin, maar opnieuw stond het lot aan mijn kant.
In de tweede repetitieweek had een van de andere hoofdacteurs – een meisje genaamd L. – haar script omgeplooid in de gang laten rondslingeren. Op het leesbare blad stond in sierlijk handschrift een e-mailadres genoteerd dat onmiskenbaar dat van A. was. Ik had de Heilige Graal niet gezocht, maar wel gevonden. Die opportuniteit moest ik gebruiken.
’s Avonds voegde ik zonder veel nadenken A. toe op MSN – en plots zat ik weer in de Baron. Als ik louter haar zou toevoegen en L. en M., de twee andere actrices, niet, dan lag mijn Eerste Grote Verliefdheid meteen op de straatstenen.
Probleem: ik kende de e-mailadressen van L. en M. niet.
Oplossing: ik voegde allerlei mogelijke voornaam-familienaam@hotmail.com-combinaties toe en ik had geluk, want al snel had ik de juiste L. en M. in mijn vriendenlijst.
Nieuw probleem: L. en M. begonnen met me te praten. Ze vroegen waar ik hun e-mailadres vandaan had.
Nieuw probleem: A. begon met me te praten, maar gelukkig stelde zij niet meteen moeilijke vragen.
En toen overviel er mij een vlaag van uitzonderlijke scherpzinnigheid.
Ik besloot A. eerlijk te vertellen dat ik haar e-mailadres toevallig had gelezen in een script en dat het me stom leek om haar niet toe te voegen. “We zijn nu eigenlijk vrienden, toch, toch?” En dan vroeg ik haar of ze mij de e-mailadressen van L. en M. wilde geven. En dat deed ze. En zo kon ik L. en M. vertellen dat ik hun e-mailadres van A. had gekregen. Probleem opgelost.
En: MSN veranderde onze dynamiek volledig. We praatten zowat elke dag, we leerden elkaar na twee jaar echt kennen. We wisselden muziek uit, vertelden elkaar alles behalve het evidente, toonden elkaar onze klasfoto’s. Na een tijd begonnen we zelfs samen naar toneel te fietsen, ook al moest ik daarvoor een ommetje van zo’n vijfenveertig minuten maken. Om maar te zeggen: het klikte tussen ons en het werd tijd dat ik mijn Eerste Grote Verliefdheid kenbaar zou maken.
Op school begon ik mijn vrienden over A. te vertellen. Zij steunden me, moedigden me aan om actie te ondernemen en begonnen onderhand erg nieuwsgierig te worden naar beeldmateriaal van die o zo ravissante A.
Het was 2005 en in de lessen Latijn leerden we Ovidius kennen, meer bepaald de mythe van Daedalus en Icarus. Icarus was overmoedig, vloog te dicht bij de zon, zag zijn wassen vleugels smelten en stortte neer en ik zag de parallellen met mijn eigen leven niet toen ik ook de grootste player van de klas over A. vertelde.
Ik vertelde zonet dat A. en ik elkaar elkaars klasfoto’s hadden getoond. A. had me verteld dat ze de player wel knap vond en dat baarde me zorgen, want de player was knap op een saaie, symmetrische, conventionele manier. Hij was lang, droeg polo’s, beige broeken en vaak een sjaaltje, deels omdat hij dat mooi vond, deels omdat hij het snel koud had in de klas.
En ik, dommerik, laureaat van de Nobelprijs in de categorie Zichzelf In De Voet Schieten, vertelde de player dat A. had gezegd dat ze hem wel knap vond. En plots veranderde de player voor weken in een smeekmachine. Hij bedelde me vaker om een foto dan dat hij ademde en uiteindelijk zwichtte ik, Icarus de dommerik. Maar dat besefte ik toen nog niet. Ik was te druk bezig geweest met mijn masterplan.
Op 28 april, A.’s verjaardag, liet ik de plaatselijke florist voor €16,95 veertien (A.’s leeftijd) oranje (A.’s lievelingskleur) rozen (A.’s lievelingsbloemen) en een verjaardagskaart aan de deur bezorgen. Romantisch, toch? Ware het niet dat de durf-niet-al-te-veel die ik was, het kaartje niet had durven te ondertekenen.
Diezelfde avond lanceerde A. in haar MSN-status een zoektocht naar de mysterieuze aanbidder die haar veertien oranje rozen had laten bezorgen. Enkele minuten later sprak ze haar hoofdverdachte aan: mij. Ze vroeg me of ik haar mysterieuze aanbidder was en ik gaf haar het slechtst mogelijke antwoord denkbaar: “Wil je dat ze van mij komen?”
We zijn eigenlijk al te ver in het verhaal beland om lang verhaal kort te kunnen zeggen, maar: lang verhaal kort. Ik heb A. via MSN mijn verliefdheid opgebiecht en na twee weken twijfel heeft ze beslist om me in de friendzone achter te laten. Het einde van mijn Eerste Grote Verliefdheid.
“Waarom vind je dat zo erg?” vroeg een van mijn bezorgde klasgenoten.
“De liefde is de meerderheidsaandeelhouder in het taartdiagram dat mijn geluk voorstelt”, zei ik. Ik vond het kei-erg. Maar het werd nog erger.
Toen de Player wist dat A. mij had afgewezen, begon hij aan een nieuwe reeks smeekbedes. Deze keer wilde hij haar telefoonnummer. Ik had geen zin in gedoe, dacht dat A. wel zelf zou beseffen dat de Player een player was en gaf hem haar nummer. In ruil kreeg ik een nieuwe Nobelprijs.
Het was een koude, doorregende maandagochtend aan het einde van mei. Tussen het eerste en het tweede lesuur begon de Player de hele klas te vertellen over zijn date van gisteren, zijn date met A., je weet wel, die A. die Yannick heeft afgewezen, h-A-h-A-h-A. Hij vertelde protserig dat ze elkaar hadden gekust en meer, voor haar de eerste keer, en ik keek droef uit het hoge raam en tussen de donkere wolken en de hagel zag ik het licht.
Ik zei niets, stapte op de Player af, trok de sjaal van zijn hals en gooide die vanop vier hoog de wijde wereld in. De Player heeft de sjaal en A. nooit meer teruggezien en blijkbaar had infantiele wraak ook een klein aandeel in het taartdiagram dat mijn geluk voorstelt.
Wat ik van mijn Eerste Grote Verliefdheid heb geleerd: het kan altijd nog erger.
Mijn eerste universiteitsgeliefde dumpte me op de eerste dag van de zomervakantie voor een friends-with-benefits-relatie met onze professor Wijsbegeerte, mijn tweede geliefde dumpte me op Valentijn en mijn derde geliefde dumpte me op haar verjaardagfeest.
Maar: er is nog altijd hoop.
In een klassieke romcom zou het vandaag 20 januari 2020 zijn, zou ik vandaag 31 jaar worden, zou in het publiek een A. zitten met wie ik nu al bijna acht jaar een relatie heb en die nu al achttien weken ons eerste kind in haar buik draagt. Maar: ik heb het meer voor postmoderne romcoms.
Het is vandaag 20 januari 2020, ik word vandaag 31 jaar, in het publiek zit niet A. het toneelmeisje maar A. de journaliste die nu al achttien weken ons eerste kind haar buik draagt. Deze zomer wordt het geboren.
En we noemen het Icarus.